- geloof
- {{geloof}}{{/term}}1 [vertrouwen in de waarheid van iets, op Gods woord] foi 〈v.〉2 [godsdienst] religion 〈v.〉3 [vertrouwen van anderen, krediet] confiance 〈v.〉♦voorbeelden:1 geloof, hoop en liefde • la foi, l'espérance et la charitéhij heeft een onvoorwaardelijk geloof in uw woorden • il a une foi inconditionnelle en vos paroleshet ware geloof • la vraie foizijn geloof belijden • faire sa confession de foihet geloof bezitten • avoir la foiergens geloof aan hechten • ajouter foi à qc.voor zijn geloof uitkomen • professer sa foioch, laat hem in z'n geloof • laisse-lui donc ses illusions; 〈niet tegenspreken〉 laisse-le dire!het geloof in God • la foi en Dieuhet geloof in reïncarnatie • la croyance à la réincarnationgeloof in de wetenschap hebben • avoir foi dans la sciencehet geloof in de vooruitgang • la croyance au progrèseen geloof dat bergen kan verzetten • une foi capable de soulever les montagnes2 het roomse geloof • la religion catholiqueeen geloof verzaken • abjurer une religion3 op goed geloof aannemen • accepter de confiance
Deens-Russisch woordenboek. 2015.